wat verandert er vanaf 2026 in Stadswarmte?
Energie - augustus 20, 2025

Wat verandert er vanaf 2026 in Stadswarmte?

Met de komst van de Wet collectieve warmte (Wcw) verandert het speelveld ingrijpend per 1 januari 2026. Gemeenten krijgen de regie: zij bepalen per wijk welk bedrijf een warmtenet mag aanleggen en exploiteren. Minstens de helft van het eigendom van zo’n bedrijf moet in publieke handen zijn. Hiermee wil de overheid zorgen voor meer betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid.

Een belangrijke wijziging is dat warmtetarieven niet langer gekoppeld zijn aan de gasprijs, maar worden berekend op basis van de werkelijke kosten. Voor bewoners betekent dit meer voorspelbaarheid en minder afhankelijkheid van schommelingen op de energiemarkt.

Daarnaast ontstaat er meer ruimte voor kleine netten (tot 1.500 aansluitingen), bijvoorbeeld coöperatieve projecten. Deze kunnen onder voorwaarden buiten de gemeentelijke aanwijzing blijven, maar altijd met voldoende bescherming voor consumenten.

De kern vanaf 2026 is samenwerking: tussen gemeenten, warmtebedrijven én bewoners. Met de juiste aanpak kan stadswarmte uitgroeien tot een betaalbare en betrouwbare pijler in onze warmtevoorziening.

 

 

​Na 2026: twee sporen naast elkaar

​Met de Wcw in werking zal er waarschijnlijk een tweedeling ontstaan. Aan de ene kant blijven grote regionale netten cruciaal voor de verduurzaming van hele steden. Aan de andere kant winnen kleinere, lokale netten terrein. Die zijn vaak sneller te realiseren, maken slim gebruik van lokale warmtebronnen en profiteren van de betrokkenheid van bewoners vanaf het eerste begin.

​Dankzij stabielere tarieven en subsidies zoals de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) en Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) liggen er kansen om beide routes te versterken. Gemeenten, woningcorporaties, ontwikkelaars én bewoners kunnen hierdoor samen werken aan een betrouwbaar, betaalbaar en duurzaam warmtesysteem.

 

​Wat dit betekent voor bewoners

​Voor bewoners is het vooral belangrijk om te weten wat er in hun wijk gaat gebeuren, welke keuzes er zijn en welke steun beschikbaar is. Wie zich op tijd laat informeren, kan profiteren van subsidies en zich met lagere kosten voorbereiden op een aansluiting.

​Bovendien wordt transparantie in verbruiksdata en actieve ondersteuning in energiemonitoring steeds belangrijker. Dit geeft bewoners inzicht in hun energiegebruik, stimuleert besparing en helpt om warmtenetten optimaal te balanceren.

Waarom 2025 een kanteljaar is voor stadswarmte

​De Nederlandse energietransitie is in volle gang. Terwijl de media zich volledig richt op het terugverdienen van investeringen in zonnepanelen, en op de frustratie over terugleveringsboetes, zoekt iedereen naar manieren om overtollige energie te benutten. Warmtepompen lijken daarbij de oplossing.

Ondertussen voor veel mensen op de achtergrond, gebeurt er iets bijzonders. Stadswarmte breidt zich uit. Het idee is simpel, maar in de praktijk is het lastiger uit te voeren en heeft het veel invloed op onze samenleving.

Stadswarmte, ook wel collectieve warmte genoemd, voorziet huizen en gebouwen van warmte via een netwerk van leidingen met warmwater dat op een centrale locatie wordt opgewekt. Het kan gaan om restwarmte uit bijvoorbeeld de industrie, duurzame warmte uit geothermische bronnen of zelfs warmte die vrijkomt bij datacenters. Juist in dichtbebouwde gebieden, waar individuele oplossingen vaak lastig of duur zijn, biedt stadswarmte schaalvoordelen en de mogelijkheid om het elektriciteitsnet te ontlasten (omdat anders de woningen elektrisch verwarmt zouden moeten worden). Toch zijn de investeringen voor deze initiatieven hoog en de terugverdientijd (Return of Investment, ROI) erg lang.

​In 2025 staat deze sector voor een belangrijk kantelpunt. De wetgeving verandert, financieringsmogelijkheden worden verruimd en projecten worden opgeschaald. Tegelijkertijd laten de praktijk en enkele iconische projecten zien dat de weg naar een warmtenet niet zonder hobbels is. Deze blog zal een laagdrempelig en zo volledig mogelijk beeld laten zien van waar we nu staan, welke ontwikkelingen er te verwachten zijn en wat dat betekent voor gemeenten, projectontwikkelaars, woningcorporaties en voor de bewoners.

Wet collectieve warmte (Wcw): Nieuwe spelregels vanaf 2026

​Op 3 juli 2025 stemde de Tweede Kamer in met de Wet collectieve warmte. De wet treedt naar verwachting in werking per 1 januari 2026. Belangrijkste veranderingen:

  • Gemeentelijke regie: Gemeenten krijgen de regie over wie het warmtenet aanlegt en exploiteert.
  • Publiek eigendom: Warmtebedrijven moeten minimaal 50% +1 aandeel in publieke handen zijn.
  • Kosten-gebaseerde tarieven: Tarieven zijn niet meer gekoppeld aan de gasprijs, maar worden bepaald op basis van kosten.
  • ACM-toezicht: De Autoriteit Consument & Markt houdt toezicht op transparantie en redelijkheid van kosten.

Voor kleine netten (< 1.500 aansluitingen) blijft onder voorwaarden ruimte voor coöperatieve initiatieven. Toch blijven ook daar regels voor consumentenbescherming gelden, zodat ook bewoners van kleinschalige systemen op prijs en kwaliteit kunnen rekenen.

De betekenis van voorspelbare tarieven 

​De discussie over warmtetarieven heeft de afgelopen jaren veel aandacht gekregen. Tot 2025 gold het zogenoemde ‘niet meer dan anders’ principe. De maximumprijs voor warmte mocht niet hoger zijn dan gerekend wordt voor aardgas, wat in de praktijk betekende dat warmtetarieven meebewogen met de gasprijs. Toen de gasprijzen in 2022 en 2023 sterk stegen vanwege de start van de oorlog in Oekraïne (het Rusland Oekraïne conflict) ontstond schaarste op de Europese gasmarkt, wat leidde tot forse prijsstijgingen. De onzekerheid over toekomstige leveringen versterkte deze prijsexplosie. Deze weerslag had ook direct invloed op gasprijzen maar dus ook op de warmtetarieven.

​Om daar verandering in te brengen, heeft de ACM het systeem aangepast. Voor 2025 is het maximumtarief vastgesteld op 43,79 euro per gigajoule, inclusief btw. Vanaf 2026 wordt het tarief bepaald op basis van drie peilmomenten in september, oktober en november van het voorgaande jaar. Dit maakt de tarieven voorspelbaarder en minder gevoelig voor korte termijn pieken op de energiemarkt. Voor bewoners betekent dit meer financiële zekerheid, terwijl projectontwikkelaars en investeerders stabielere inkomstenverwachtingen hebben.

Bronvermelding:

https://www.acm.nl/nl/publicaties/maximumtarieven-warmte-2025-variabel-tarief-omlaag-vaste-kosten-bijna-gelijk

https://www.energie-nederland.nl/acm-maakt-warmtetarieven-2025-bekend

https://warmtestad.nl/warmtetarieven

Subsidies voor warmtenetten in 2025

​De aanleg van een warmtenet is erg duur. Zonder subsidies of andere vormen van financiële ondersteuning is het voor veel projecten moeilijk of zelfs onmogelijk om rond te komen. In 2025 zijn twee regelingen cruciaal: de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) en de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE). 

​De WIS is bedoeld voor de aanleg van nieuwe warmtenetten of de uitbreiding van bestaande netten. In de periode van 1 augustus 2025 tot en met 16 januari 2026 kunnen gemeenten, warmtebedrijven en samenwerkingsverbanden tot dertig procent van de investeringskosten vergoed krijgen, waarbij kleine en middelgrote bedrijven zelfs tot veertig respectievelijk vijftig procent kunnen ontvangen. De voorwaarden zijn dit jaar verruimd, zodat ook projecten die zowel bestaande woningen als nieuwbouw bedienen, in aanmerking komen.

​De ISDE richt zich op individuele aansluitingen. Huiseigenaren die hun woning laten aansluiten op een warmtenet kunnen in 2025 rekenen op een bijdrage van 3.775 euro. Door deze subsidies te combineren, kunnen projecten zowel de infrastructuur financieren als bewoners direct helpen bij de overstap. Dit verlaagt de drempel en vergroot het draagvlak.

Grootschalige vs kleinschalige projecten

Grote projecten als voorbeeld: WarmtelinQ

WarmtelinQ project voor industrierestwarmte naar steden

​De theorie van wetgeving en subsidie is één ding; de praktijk is vaak lastiger. Dat komt ook naar voren in bijvoorbeeld het grootschalige project WarmtelinQ, een warmtetransportleiding die restwarmte uit de Rotterdamse haven naar steden als Den Haag, Rijswijk en Leiden moet brengen. De ambitie is dat er miljoenen gigajoules aan industriële restwarmte hergebruikt wordt en er zo duizenden huishoudens en bedrijven van duurzame warmte worden voorzien. Maar de weg ernaartoe is hobbelig en ook buitengewoon kostbaar.

Maatschappelijke kostenvergelijking: WarmtelinQ tegenover de installatie van warmtepompen

Een door Royal Haskoning DHV uitgevoerde studie vergelijkt de maatschappelijke kosten van warmtelevering via WarmtelinQ met andere opties zoals bijvoorbeeld warmtepompen of geothermie rondom Ypenburg–Leiden. De conclusie is duidelijk. De maatschappelijke kosten van WarmtelinQ liggen 21 % tot 36 % lager dan bij een volledige overstap naar een allelectric (warmtepomp) systeem.

 

Rekenvoorbeeld maatschappelijke kostenvergelijking
Volgens de studie van Royal Haskoning DHV zou voor WarmteLinQ de maatschappelijke kosten tussen de 21 en 36% lager uitvallen dan bij all-electric oplossingen.
Stel: de totale maatschappelijke kosten over de komende 30 jaar voor een allelectric scenario bedragen € 1,4 miljard (zoals genoemd voor 50.000 adressen).

  • ​Bij 21 % besparing:
    Besparing = 21 % × € 1.400 miljoen = € 294 miljoen
    Kosten bij WarmtelinQ-scenario ≈ € 1.106 miljoen
  • ​Bij 36 % besparing:
    Besparing = 36 % × € 1.400 miljoen = € 504 miljoen
    Kosten WarmtelinQ-scenario ≈ € 896 miljoen

​Dit zou betekenen dat WarmtelinQ € 294–504 miljoen goedkoper is op maatschappelijk niveau dan volledige elektrische verwarming via warmtepompen.

 

Bronvermelding:

https://zuidholland.headliner.nl/item/aanleg-warmtelinq-wordt-half-miljard-euro-duurder-door-gestegen-materiaalkosten-omroepwest-34720

https://www.warmtelinq.nl/over-warmtelinq/nieuws/studie-warmtenetten-maatschappelijk-goedkoper-dan-warmtepompen/%247117

Kostenstijging en vertragingen: van €650 miljoen naar €1 miljard

Oorspronkelijk werd uitgegaan van kosten rond de 650 miljoen euro. Inmiddels is dat bedrag al opgelopen tot ruim een miljard. Ook de planning is naar achteren verschoven. De hoofdbuis tussen Vlaardingen en Den Haag wordt nu pas in het voorjaar van 2027 aangelegd, terwijl de aftakking naar Rijswijk–Leiden op zijn vroegst in de zomer van 2028 klaar zal zijn. De oorzaken zijn onder meer dat er een tekort is aan gespecialiseerde aannemers en onverwachte archeologische vondsten. Ook zijn complexe vergunningstrajecten en stijgende bouwkosten oorzaken van deze vertragingen.

​Het project laat zien dat grote warmtenetten niet alleen een technische, maar ook een bestuurlijke en sociale uitdaging geven. Omwonenden hebben soms zorgen over de overlast tijdens de aanleg en over de herkomst van de aangeleverde warmte, die mogelijk niet altijd volledig CO₂-vrij is. Dit geeft maar weer aan dat de noodzaak van transparante communicatie en participatie zo essentieel is, juist wat de Wcw wil borgen.

wat veranderd er vanaf 2026 in stadswarmte

WarmtelinQ: financiële toename en vertraging in realisatie

​WarmtelinQ, een groot regionaal warmtetransportproject dat restwarmte uit de haven van Rotterdam moet leveren aan onder andere Den Haag, Leiden en Rijswijk, kost oorspronkelijk geraamd € 600–650 miljoen. In de loop van 2025 liepen de kosten op tot meer dan € 1 miljard. Dit is een verdubbeling (of zelfs tot € 1,1 miljard volgens sommige bronnen).
​De planning is ook vertraagd: de hoofdbuis tussen Vlaardingen en Den Haag wordt niet vóór het voorjaar van 2027 aangelegd; de aftakking naar Rijswijk–Leiden is nog later, mogelijk pas in 2028 klaar.


Rekenvoorbeeld voor de kosten van deze realisatie

Vergelijking van de oorspronkelijke verwachte kosten van € 650 miljoen met de op dit moment te verwachten kosten van € 1 miljard (1.000 miljoen):

  • ​Kostenstijging: € 1.000 miljoen − € 650 miljoen = € 350 miljoen extra kosten
  • ​Percentage toename: (€ 350 m / € 650 m) × 100 ≈ 54% extra kosten

​Tijdvertraging: verwachte oplevering verschuift van bijvoorbeeld 2025 naar 2027–2028. Dit is een vertraging van 2–3 jaar.

 

Bronvermelding:
https://www.warmtelinq.nl/over-warmtelinq/veelgestelde-vragen/kosten-en-risicos

https://dutilhhuis.nl/2025/05/08/tegenvaller-van-half-miljard-euro-voor-de-staat-bij-belangrijk-energietransitieproject/

https://www.headliner.nl/item/bewoner-moet-nog-jaren-wachten-op-restwarmte-van-warmtelinq-financien-zijn-voor-deel-nog-niet-rond-ad-1287966

Kleinschalige warmtenetten: sneller en lokaal gedragen

Niet alle warmtenetten zijn in extreme projecten zoals WarmtelinQ. In heel Nederland zullen kleinschalige netten ontstaan die sneller en met minder complexiteit kunnen worden gerealiseerd. In Nijmegen bijvoorbeeld wordt het bestaande stadswarmtenet in de wijk Dukenburg uitgebreid. Dit is een samenwerking tussen de gemeente, een publiek warmtebedrijf en lokale partners. Ook op bedrijventerreinen en in dorpen ontstaan netten die restwarmte of lokale duurzame bronnen benutten.

​Deze projecten laten zien dat schaalbaarheid geen voorwaarde is voor succes. Juist kleinere netten kunnen inspelen op lokale omstandigheden, snel reageren op nieuwe kansen en profiteren van het feit dat bewoners vaak direct betrokken zijn bij het ontwerp en de uitvoering.

stadswarmte 2025

Actieplan voor gemeenten en ontwikkelaars

Wat betekent dit voor gemeenten, corporaties en bewoners?

  • Gemeenten: Bereid je voor op je regierol via warmteplannen en selectieprocedures.
  • Woningcorporaties & ontwikkelaars: Toets je plannen aan de Wcw en dien tijdig subsidieaanvragen in.
  • Warmtebedrijven: Herijk je businessmodel op basis van publieke eigendom en kosten-gebaseerde tarieven.
  • Bewoners: Informeer jezelf over plannen in jouw wijk en benut subsidies voor aansluiting.

 

Benieuwd wat dit betekent voor jouw project?

Plan een vrijblijvend adviesgesprek

Actieplan voor 2026: voorbereid op de Wcw

De Nederlandse stadswarmtesector staat in 2025 en 2026 op een kantelpunt. Met de komst van de Wet collectieve warmte (Wcw) verschuift de regie naar gemeenten, komen er kosten gebaseerde tarieven en wordt minimaal 50% van warmtenetten in publieke handen gebracht. Subsidies zoals de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) en ISDE verlagen de financiële drempel voor aanleg en aansluiting.

De realisatie van grootschalige projecten zoals bijvoorbeeld WarmtelinQ tonen de potentie én de uitdagingen van stadswarmte. De kosten voor aanleg van grote projecten staat financieel erg onder druk en dat resulteert dat kleinschalige netten lokaal snel kunnen inspelen op de kansen die daardoor nu ontstaan.

Voor bewoners betekent de Wcw niet alleen meer voorspelbare tarieven, maar ook meer transparantie en inspraak. Voor met name transparantie is het cruciaal voor succes dat het bieden van betrouwbare energiedata en actieve ondersteuning in zowel aansturing als energiemonitoring het inzicht geeft die bewoners nodig hebben. Daarnaast zal dit inzicht ruimte geven op het besparen van energie en het kunnen optimaliseren van de stadswarmtenetten tot in detail. Hierdoor kan het totale energieverbruik worden gebalanceerd met aanvoer warmte waardoor er minder energie verloren zal gaan.

Conclusie: De toekomst van stadswarmte is datagedreven en publiek gestuurd

Stadswarmte in Nederland bevindt zich in een fase van professionalisering en opschaling. De Wcw gaat zorgen voor een betere publieke sturing, voorspelbare tarieven en meer transparantie. Daarnaast verlagen subsidies de drempel voor aanleg en aansluiting, waardoor de uitrol kan versnellen.

​De nieuwe wet maakt dat ontzorgen op zowel aansturing als energiemonitoring een essentieel onderdeel wordt van succesvolle warmtenetten. Door bewoners inzicht te geven in hun verbruiksdata wordt niet alleen transparantie geborgd, maar ontstaat er ook een directe stimulans tot energiebesparing. Deze transparantie draagt bovendien bij aan het vergroten van het draagvlak voor hergebruik van industriële restwarmte, en maakt het mogelijk om warmtenetten tot in de haarvaten te optimaliseren.

​De toekomst van stadswarmte onder de Wcw zal zijn basis en kracht vinden in de beschikbaarheid van kwalitatieve, betrouwbare energiedata. Wie in de komende jaren wil bijdragen of profiteren van deze ontwikkeling, moet nu investeren in systemen en processen die dit mogelijk maken. Zo kan stadswarmte uitgroeien tot een transparante, betrouwbare en duurzame energievoorziening in 2050.​

 

Wil je weten wat de Wcw betekent voor jouw organisatie of project?

Neem contact op met onze adviseurs